Mooi hoor, om te werken in een vak waarin de ontwikkelingen snel gaan.
De laatste paar decennia tenminste.
Voor die tijd moest de boel nog een beetje op gang komen.
Na de rekenmachine van Blaise Pascal in 1642, die we voor het gemak beschouwen als de eerste, mechanische computer, bleef het relatief rustig tot losjesweg begin 20e eeuw.
In 1943 zou Thomas J. Watson, hoogste baas van IBM, nog gezegd hebben dat er wereldwijd een markt was voor zo’n vijf computers.
En tot in de jaren ’50 was er op informaticagebied zo weinig te beleven dat de eerste Nederlandse programmeur gewoon bij naam bekend is: Edsger Dijkstra.
Mainframes werden daarna meer gemeengoed, maar pas in de jaren ’80, met de opkomst van de Personal Computer, begonnen de zaken echt in een stroomversnelling te raken.
Toen moest internet nog losbarsten.
En inmiddels heeft vrijwel iedereen, van jong tot oud, een computertje op zak waarmee de hele wereld binnen handbereik ligt.
Van het stenen tijdperk tot de moderne tijd, in minder dan een mensenleven!
Maar laten we nou niet doen alsof deze ontwikkelingen alleen maar vreugde met zich meebrengen.
En blijdschap.
En geluk.
Want zo is het dus niet.
En dan heb ik het niet eens over die Watson, want toen die zijn veelgeciteerde uitspraak deed liep hij al tegen de 70. Die had dus nog rustig de tijd om een gezegende leeftijd te bereiken en te overlijden voordat hij door iedereen zou worden uitgelachen.
Niets aan de hand.
Nee, ik heb het over al die collega’s die een leuk verhaal willen vertellen van een tijdje geleden, uit laten we zeggen het stoomtijdperk van de ICT, en er dan ineens achter komen dat hun publiek – net iets jonger dan zijzelf – de noodzakelijke kennis mist voor het begrijpen van de pointe. De grappige afloop. De hilarische uitsmijter.
Daar staan ze dan.
Dachten ze een geestige bijdrage te leveren aan het gesprek, valt hun verhaal plat op de grond.
(Van een uitgebreide uitleg achteraf neemt het humoristisch gehalte meestal niet toe.)
De eerste keer dat ik zelf zo’n historisch verhaal niet begreep, was toen ik als beginnende ICT-er de afscheidsreceptie van een oudgediende bezocht.
Zoals bij dergelijke gelegenheden gebruikelijk, werden er om me heen heel wat herinneringen opgehaald.
‘Weet je dit nog…’ ‘Ken je die nog…’
‘En wat was het toch altijd fijn werken met collega…’
Terwijl de anderen dat nog stonden te beamen, barstte de spreker onverwacht in lachen uit. ‘Ineens bedenk ik me waarom je met hem zo lekker kon werken!’ en tussen de gierende uithalen door: ‘Omdat hij de grootste handen had van iedereen!’
Pas toen iedereen de tranen weer uit zijn ogen had gewreven, hoorde ik ook wat daar zo leuk aan was: de populaire collega kon met die enorme handen in één greep meer ponskaarten oppakken dan wie dan ook. Zodat, samen met hem, iedere klus razendsnel geklaard was.
Dus.
Behalve verhalen waarvoor je kennis moet hebben van vaardigheden die nu geen rol meer spelen, zijn er ook verhalen waarvoor je je juist moet realiseren dat sommige vaardigheden vroeger niet algemeen voorhanden waren.
Zo waren een paar IT-collega’s al een tijdlang aan het werk voor een belangrijke opdrachtgever, die ook gebruiker van de beoogde nieuwe functionaliteit zou worden. Ze waren keurig volgens het boekje te werk gegaan: hadden zijn behoeften nauwkeurig in beeld gebracht, processen geanalyseerd, een mooie oplossing bedacht en gebouwd en voortdurend afgestemd met hun klant. En nu was dan eindelijk hun moment van glorie gekomen: het tonen van hun ingenieuze applicatie!
Op de werkkamer van de opdrachtgever aangekomen installeerden ze een en ander op zijn PC, die een beetje aan de zijkant van het bureau stond, en startten het programma op. Trots keken ze toe terwijl het eerste schermpje verscheen. ‘Tikt u hier maar even uw naam in!’
‘Eh…,’ zei de opdrachtgever, die aarzelend achter zijn PC had plaatsgenomen en nu zijn handen onzeker boven het toetsenbord liet zweven, ‘eh… eens kijken… waar zit de S…’
Maar de meeste vertelhindernissen worden ongetwijfeld opgeworpen door de in de loop der jaren vrij drastisch veranderde apparatuur.
Er zijn inmiddels hele volksstammen die nog nooit een 5¼ floppy disk van dichtbij hebben gezien (de bofferds) of het diskettestation waar zo’n ding in moest: een opening die je vaak met een schuifje kon sluiten en die vrij ruim bemeten was voor de flop waarvoor hij was bedoeld.
Die floppy’s hadden maar beperkte capaciteit en daarom paste een programma van enige omvang er niet altijd in zijn geheel op. In dat geval werd het op meerdere floppy’s gezet, die na elkaar moesten worden ingelezen. Dus eerst de eerste flop erin om dat deel van het installatieprogramma uit te voeren, vervolgens de tweede en zo verder.
Maar goed, die diskettestations hè, ik zei het al, die waren dus een beetje aan de ruime kant.
Zodat het kon gebeuren dat een helpdesk (ja, om service hoefde je toen nog niet te komen, maar helpen deden ze wel) werd gebeld over een programma dat geleverd werd op vier floppen. De beller, wanhopig: ‘Hoe krijg ik dit programma in ’s hemelsnaam geïnstalleerd? Het is me uiteindelijk gelukt om er drie floppen in te krijgen, maar die vierde er nog bij, dat gaat echt niet!’
Het mooie: wie voldoende voorkennis heeft voor het vorige verhaal, kun je ook met een gerust hart vertellen over de IT-ers die verbouwereerd terugkwamen van een eindgesprek op een ministerie.
Het was allemaal heel goed gegaan: de opdrachtgever had de functionaliteit nogmaals gedemonstreerd gekregen, ook zelf geprobeerd en hij was zeer tevreden.
Tot slot had men hem de floppy met de programmatuur overhandigd. ‘Die moet u heel goed bewaren.’
Uiteraard, dat was logisch.
En met de snelheid die men alleen verkrijgt door jarenlange oefening greep hij zijn perforator, sloeg twee gaatjes in het schijfje en klikte het in een ordner die met een zwierige zwaai terugging op de plank.
Zo.
Opgeborgen.
Oudere anekdotes en sterke verhalen als deze, vertel ze vooral nog snel een keer, want het publiek dat ze begrijpt wordt steeds kleiner.
En daarmee gaan ze dus uiteindelijk in rook op.
Nog een geluk dat het alle dagen lachen, gieren, brullen is in de IT.
Er komen wel weer nieuwe.
Geef een reactie